Zoeken

Wet houdende Boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek

Home  /  Knowledge sharing  /  Blog  /  Wet houdende Boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek

Wet houdende Boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek

De wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek is op 17 maart 2020 gepubliceerd in het Belgische Staatsblad. Deze wet vervangt het huidige Boek II van het Burgerlijk Wetboek met een volledig nieuw Boek III, en treedt in werking op 1 september 2021 (art. 39). Boek III “Goederen” van het nieuw Burgerlijk Wetboek integreert ook een aantal specifieke wetten, zoals de wetten over het recht van opstal en het recht van erfpacht van 10 januari 1824 en de artikelen 1 tot 11 van de Hypotheekwet.

Het bestaande systeem van zakelijke rechten blijft behouden, maar diverse aspecten ervan worden bijgewerkt. Zowel op het vlak van de inhoud als op het vlak van de structuur van Boek II zijn doorheen de jaren incoherenties gegroeid die de toets van de rechtszekerheid niet kunnen doorstaan. Een modernisering van die bepalingen dringt zich noodzakelijkerwijze op.

Krachtlijnen van de modernisering 

De wet van 4 februari 2020 moderniseert het goederenrecht en steunt op vijf basiskrachtlijnen:

1) een geïntegreerde benadering van het goederenrecht, bestaande uit één allesomvattend wetboek met integratie van de bijzondere wetten,

2) een functionele benadering van het goederenrecht: een duidelijke wettekst met praktisch toepasbare rechtsfiguren,

3) de modernisering van het goederenrecht, met bijzondere aandacht voor het tegemoetkomen aan de noden van de vastgoedpraktijk,

4) de flexibilisering van het goederenrecht, met een delicaat evenwicht tussen rechtszekerheid en contractvrijheid,

5) een rechtsvergelijkende benadering van het goederenrecht, waarbij de wetgever inspiratie heeft gehaald in buitenlandse wetgeving en rechtspraak, en inspeelt op internationale vastgoedontwikkelingen.

In een aantal navolgende blogs zal u worden geïnformeerd over een aantal praktische bijzonderheden van het nieuwe Boek III, zoals de verlenging van de maximumduur van het opstalrecht.

Overgangsbepaling

Als algemene overgangsregeling werd bepaald dat de wet van 4 februari 2020 van toepassing op alle rechtshandelingen en rechtsfeiten die hebben plaatsgevonden na haar inwerkingtreding (art. 37, § 1, eerste lid). Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, is zij daarentegen niet van toepassing:

1° op de toekomstige gevolgen van rechtshandelingen en rechtsfeiten die hebben plaatsgevonden voor haar inwerkingtreding;

2° op rechtshandelingen en rechtsfeiten die hebben plaatsgevonden na haar inwerkingtreding die betrekking hebben op zakelijke rechten die ontstaan uit een rechtshandeling of rechtsfeit dat heeft plaatsgevonden voor haar inwerkingtreding (art. 37, § 1, tweede lid).

In elk geval kunnen de bepalingen van de wet van 4 februari 2020 geen afbreuk doen aan de rechten die zouden zijn verworven voor de inwerkingtreding van deze wet (art. 37, § 1, derde lid).

Daarnaast zijn er specifieke overgangsbepaling voor wat betreft de verjaringstermijnen (art. 37, § 2) en overeenkomsten die opstalrecht vestigen of alle andere overeenkomsten die afwijken van de verticale natrekking en die zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van de wet van 4 februari 2020 (art. 38).

Wilt u meer weten over het nieuwe goederenrecht: contacteer onze specialisten Prof. Dr. Kristof Uytterhoeven en Mtr. Steven Slachmuylders.

  

Auteur: Melanie Geerts