De aanbestedende overheid is overeenkomstig artikel 84 Overheidsopdrachtenwet 2016 en artikel 35 KB Plaatsing 2017 verplicht om bij de plaatsing van een overheidsopdracht een prijs- of kostenonderzoek uit te voeren op de ingediende offertes. Indien uit dit prijs- of kostenonderzoek blijkt dat er prijzen of kosten worden aangeboden die abnormaal laag of hoog lijken, voert de aanbestedende overheid een bevraging van deze laatste uit. De aanbestedende overheid verzoekt in dat geval de inschrijver om de nodige schriftelijke verantwoording over de samenstelling van de abnormaal geachte prijs of kost te verstrekken (art. 36, § 1 en § 2, eerste lid KB Plaatsing 2017).
Volgens artikel 36, § 2, vijfde lid KB Plaatsing 2017 is de aanbestedende overheid er echter niet toe gehouden om verantwoordingen te vragen voor prijzen voor verwaarloosbare posten. In een arrest van 26 juli 2019 gaat de Raad van State nader in op de vraag welke posten door de aanbestedende overheid als verwaarloosbaar mogen worden beschouwd.
De Raad stelt in de eerste plaats vast dat het begrip “verwaarloosbare posten” niet wordt gedefinieerd in de toepasselijke wetgeving. De aanbestedende overheid beschikt dus in de gevallen waarin artikel 36, § 4, KB Plaatsing 2017 niet van toepassing is, bij het al dan niet opstarten van de procedure van blijkbaar abnormale prijzen over een ruime discretionaire bevoegdheid. Noch de overheidsopdrachtenwet 2016 noch het KB Plaatsing 2017 leggen aan de aanbestedende overheid een welbepaald criterium op om de posten te selecteren waarop het prijzenonderzoek moet worden verricht. Evenmin wordt een bepaalde berekeningswijze verplicht gesteld.
Een aanbestedende overheid beschikt volgens de Raad van State bijgevolg over een grote beslissingsruimte bij het prijsonderzoek en het is haar in beginsel aldus toegelaten criteria te hanteren waarbij zij screent op abnormaliteiten, teneinde op een praktische en efficiënte wijze haar werkzaamheden bij dit onderzoek te verrichten. Vereist is wel dat deze criteria zorgvuldig worden opgesteld en de perken van de redelijkheid niet te buiten gaan.
Er lijkt volgens de Raad van State bovendien te moeten worden aangenomen dat een aanbestedende overheid bij haar beoordeling van het al dan niet verwaarloosbaar karakter van een post ook rekening kan houden met andere factoren dan louter en alleen de beperkte financiële omvang van een post.
Meer weten over de prijs- of kostenbevraging in overheidsopdrachten? Contacteer Prof. Dr. Kristof Uytterhoeven of Mtr. Stephanie Moras.