Zoeken

Toerekening van onrechtmatige daden aan de vennootschap en immuniteit van de uitvoeringsagent in het nieuwe BW

Home  /  Knowledge sharing  /  Blog  /  Toerekening van onrechtmatige daden vennootschap en immuniteit van de uitvoeringsagent

Toerekening van onrechtmatige daden aan de vennootschap en immuniteit van de uitvoeringsagent in het nieuwe BW

7 jan 2022

Over de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek is ondertussen al veel inkt gevloeid. Zo kenden we reeds de invoering van het nieuwe bewijsrecht in Burgerlijke zaken (Boek 8 inwerkingtreding op 01.11.2020), maar ook de invoering van het nieuwe goederenrecht (Boek 3 inwerkingtreding op 01.09.2021). 

Ondertussen zat de wetgever niet stil en op 24.02.2021 werd bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers een Wetsvoorstel houdende invoering van boek 5 “Verbintenissen” in het nieuwe Burgerlijk Wetboek ingediend. De commissie voor de hervorming van het aansprakelijkheidsrecht heeft eveneens een voorontwerp van de wet houdende invoeging van de bepalingen betreffende buitencontractuele aansprakelijkheid in het Burgerlijk Wetboek en een memorie van toelichting uitgewerkt. 

Opvallend is dat het voorontwerp ook een aantal bepalingen bevat die relevant kunnen zijn voor de vennootschapspraktijk en meer specifiek de vraag wanneer handelingen die schade veroorzaken aan derden (niet-contractpartijen) toegerekend moeten worden aan de vennootschap en / of haar bestuurders, ofwel de toepassing van het “beruchte” 1382 (oud) BW op vennootschappen.

Daar waar de toerekening van de schadeveroorzakende handeling aan de natuurlijke persoon veelal een feitenkwestie is, is dit voor wat betreft de vennootschap eerder een juridische kwestie, vermits de vennootschap steeds vertegenwoordigd wordt door haar bestuurder(s) of haar gevolmachtigden. De vennootschap is immers een juridische “fictie” waarvoor natuurlijke personen optreden. Vaak was dan ook de vraag wie de aansprakelijke partij was: vennootschap of bestuurder?  Dit betreft / betrof dan ook een moeilijk juridisch vraagstuk.

De vraag of het schadeveroorzakende handeling kan worden toegerekend aan de vennootschap, haar bestuurder of aan beide, kon enkel worden gedistilleerd uit de rechtspraak van het Belgische Hof van Cassatie (o.a. Cass. 20 juni 2005, TBBR 2005, 473 inzake de immuniteit van de uitvoeringsagent).

Schadeveroorzakend handelen buiten contract kon steeds worden toegerekend aan de vennootschap. Buiten de wettelijke gevallen van bestuurdersaansprakelijkheid en in geval van precontractuele aansprakelijkheid was de bestuurder zelden of nooit “individueel” persoonlijk aansprakelijk. Dit noemt men de ‘immuniteit van de uitvoeringsagent’. 

In het voorontwerp van de hervorming van het aansprakelijkheidsrecht zal de wetgever trachten hierin te trancheren en meer duidelijkheid te scheppen.

Ten eerste bepaalt het voorontwerp dat de vennootschap aansprakelijk is op dezelfde manier als dat “meesters” aansprakelijk zijn voor de daden gesteld door hun aangestelde (thans artikel 1384 derde alinea), wat betekent dat de vennootschap aansprakelijk is voor daden die de bestuurder begaat in de opdracht waarmee hij gebezigd is (artikel 5.185 N.BW.).  

Ten tweede en het meest in het oog springend, is het feit dat de vennootschap niet enkel aansprakelijk is voor daden die de bestuurders stellen, maar ook voor zogenaamde fouten die het gevolg zijn van een gebrekkige organisatie. Men kan hierbij rekening houden met de algemene beginselen van goed bestuur en organisatie. 

Dit laatste betekent ongetwijfeld een verruiming van de aansprakelijkheid van rechtspersonen en betekent, volgens de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp, een aanvulling  en concretisering op het algemene zorgvuldigheidsprincipe. 

Althans is dit een interessante evolutie, dewelke in de toekomst ongetwijfeld stof zal geven tot verdere discussie. Mocht u hierover nu reeds vragen hebben, kan u steeds contact opnemen met Mr. Ignace Kroos en Mr. Brent Apers.