Zoeken

Home  /  Knowledge sharing  /  Blog  /  Bemiddelen wordt het nieuwe procederen


Bemiddelen wordt het nieuwe procederen

Sinds 12 juli 2018 is de “Wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing” grotendeels in werking getreden. Zoals uit de titel blijkt betreft de ratio legis van de wet het verbeteren van de bepalingen inzake de alternatieve wijzen van geschillenbeslechting, zoals bemiddeling, om de rechtbanken te ontlasten.

Vooreerst beoogt de wet het promoten van de buitengerechtelijke oplossing van geschillen. De wetgever wenst een mindset te ontwikkelen waarbij de beslechting van een geschil door de hoven en rechtbanken wordt gezien als een “last resort”, namelijk wanneer alle andere (minnelijke) oplossingstrajecten niet mogelijk zijn. De traditionele rollen van de actoren van justitie worden bijgesteld in die zin dat partijen eraan worden herinnerd dat er alternatieve manieren van geschillenbeslechting voorhanden zijn.

Verder worden in de optiek van de promotie van de minnelijke vormen van geschillenoplossingen sommige wetsbepalingen inzake bemiddeling gewijzigd. Meer bepaald wordt er - in tegenstelling tot de Bemiddelingswet van 2005 – bewust gekozen om bemiddeling wettelijk te definiëren in artikel 1723/1 Ger.W.:

                “Een vertrouwelijk en gestructureerd proces van vrijwillig overleg tussen conflicterende partijen met de medewerking van een onafhankelijke, neutrale en onpartijdige derde die de communicatie vergemakkelijkt en poogt de partijen ertoe te brengen zelf een oplossing uit te werken”

Uit deze definitie volgen drie bestanddelen die elementair zijn aan het begrip “bemiddeling”, namelijk het vertrouwelijke en gestructureerde karakter van het bemiddelingsproces, alsook de onpartijdige positie van de bemiddelaar.

De terminologie “vrijwillige bemiddeling” van hoofdstuk II van het zevende deel van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen door “buitengerechtelijke bemiddeling”. Deze terminologische aanpassing wordt eveneens aangehouden doorheen het Gerechtelijk Wetboek en heeft als doel het verbeteren van het onderscheid met de gerechtelijke bemiddeling die tijdens een geding kan worden bevolen.

Tot slot vindt er eveneens met betrekking tot bovenstaande gerechtelijke bemiddeling een ingrijpende wijziging plaats. Het nieuw artikel 1734, §1 Ger.W. bepaalt namelijk dat de rechter een bemiddeling kan bevelen in elke stand van het geding, op gezamenlijk verzoek van de partijen of op eigen initiatief maar met instemming van één van de partijen. Het biedt de rechter aldus de mogelijkheid om het beroep op bemiddeling op te leggen, ambtshalve of met akkoord van (slechts) één partij.

 - Mtr. Kobe Ghysels